2011

Verhalen uit het Weense Woud 

Ödön von Horváth

Regie: Harold Schraven

Dit stuk, geschreven in 1931, speelt zich af in de omgeving van Wenen en gaat over de mensen in een bepaalde wijk, de Achtste Wijk om precies te zijn. De rode draad door de verschillende scènes heen zijn de keuzes van het meisje Marianne. Kiest ze voor de zekere goede, maar saaie man Oscar, of wordt ze hevig verliefd op de flierefluiter Alfred, die haar niets kan bieden. De tocht langs vele hoogte- en dieptepunten brengt veel karakters in beeld, die allemaal proberen voor henzelf het beste te bereiken. Zo is er bijvoorbeeld de vader van Marianne, genaamd de Toverkoning (naar de fopwinkel die hij heeft), die beweert geen dochter meer te hebben als het met Marianne niet goed gaat.

 Het stuk is geschreven in het Interbellum, dus het is niet wars van politieke beelden of teksten. Wat echter opvalt is de totale objectiviteit waarmee Horváth zijn teksten heeft geschreven. Hij geeft op geen enkel moment een oordeel over de keuzes van zijn karakters, dus laat het publiek op zoek gaan naar zijn eigen interpretatie. Dat maakt dit stuk nog steeds actueel, in een wereld waar politiek geharrewar en duizenden meningen je om de oren vliegen.

 Horváth probeerde met zijn stuk de 'domheid' van de mens aan te geven; een mens die alleen maar keuzes maakt waardoor hij zelf beter wordt, en doet dat op meesterlijke wijze.